Voor nu dan maar eerst de groeten

Als je zo met groeten bezig bent, dan let je ook op anderen aan de overkant van de straat. Groeten ze wel, hoe doen ze dat en richting wie. Vaak is het een kort oogcontact om connectie te leggen, een klein knikje als verbindend gebaar en dan een voorzichtige “hoi”. We blijven nuchtere Stadsfriezen.

Terwijl ik op de Schrans alles zo wat observeerde, zag ik in een ooghoek een opmerkelijk duo komen. De man speelde gitaar en de vrouw zong. Hij had een snelle pas op de maat van de muziek, zij huppelde om hem heen zwaaiend naar de voorbijgangers. Ik keerde om, want dit wilde ik op de gevoelige plaat vastleggen.

Met de woorden “jullie doen zeker mee met de #groetjemee actie” hield ik ze tegen.
“De wat-actie?”, kwam er met een vragende blik uit.
Ik legde kort Wini’s initiatief uit, om deze week het groeten in de stad populairder te maken.
“Nee juh, su binne we elke dag in ut spier!” was het korte maar heldere antwoord.

Afke en Emanuël willen op die manier wat vrolijkheid in het soms zo treurige leven brengen. Voor de zangeres is dat genoeg, maar (als een manager in spé) vertelt zij dat haar muzikale maat nog een basgitarist en een drummer zoekt. Om zoals vroeger weer in “un bandtsje te speulen”. Onze ontmoeting sluiten ze af met het refrein van Piter Wilkens zijn “Liwwadder Blues”.

Na de laatste tonen bedank ik ze voor deze hartelijke ontmoeting en vervolg met een grote glimlach mijn ommetje door Huizum. Ondertussen bedenk ik dat door op straat wat meer aandacht voor elkaar te hebben, dit soort momentjes spontaan ontstaan. Dat verrijkt zo je dagelijkse leven.

Aan de andere kant zie ik er ook naar uit om heel af en toe anoniem door de buurt te lopen. Een frisse neus halen, maar dan gericht op de grond. Om mijn krakende denkproces niet te onderbreken. Dat moet toch ook kunnen? Daarom respecteer ik al die passanten die mij niet aankijken, niet groeten. Die hebben waarschijnlijk even genoeg aan de kop. Maar alle andere voorbijgangers zullen niet meer aan mij ontsnappen. Tot gauw, waar dan ook in Leeuwarden. Voor nu dan maar eerst de groeten:”GOEIE”.

Ritsko van Vliet

Met de borst vooruit

Het aantal groeters per dag is mij toch te laag. Sommige mensen gaan echt in de “wat ligt er op de grond”-modus als ze iemand zien aankomen. Op in hun eigen cocon. Behoefte aan een moment voor jezelf. Misschien zit thuis een man te werken en vragen de kinderen van alles over aardrijkskunde en geschiedenis. Dan wil je even rustig een blokje om.

Ik moest er wat op verzinnen om deze week de mensen op straat te triggeren. Zonder oogcontact heeft een groet ook geen zin. Zomaar in het wild te zwaaien werkt soms averechts. De komiek uithangen brengt alleen maar meer valse schaamte. Nee het kan subtieler. Na een nachtje slapen had ik het. Als een grote naambadge hang ik de ansichtkaart met HOI op de borstzak van mijn winterjack. Dat woord met die felle kleuren zie je al op meters afstand.

En dat werkt. Ik ben de deur nog niet uit of iemand stoot haar wandelgenoot al aan met “wel groeten jij”. “Ik ben altijd vriendelijk, hoor”, roept ze mij nog lachend na. Als ik de Raadhuisstraat inloop, krijg ik zelfs handjes vanuit de huiskamer. Het is nu een genot om met de borst vooruit in de stad te lopen. Auto’s toeteren, fietsers zwaaien, voorbijgangers groeten. En allemaal onbekenden. Al die mensen die Ritsko, Vlitos of ouwe goochelaar roepen, reken ik niet mee. Een groepje pubers hangend om een groene Go-scooter, schreeuwen mij terug met een driewerf “Hoi, hoi, hoi”. De altijd wat gesloten Chinese vrouw van de Schrans kijkt, glimlacht voorzichtig en perst er zacht een “dag” uit. “Yes”, roep ik binnensmonds.

Ik kom een bekende tegen die hoofdschuddend een foto van mij neemt. Moet het nu zo? Ja, het moet zo. We moeten Leeuwarden uit de “ikgroetniet”-slaap halen. Ik ben helemaal besmet met het #groetjemee-virus. Na deze test, 100% positief. Het houd je van de straat. Van zeg ik nu, het houd je juist op de straat.

Ritsko van Vliet

De groeten uit Leeuwarden

Ik heb met mijzelf afgesproken vandaag zoveel mogelijk vreemden te groeten. Toch voel ik een lichte aarzeling als ik door de stad loop.  Ik ben niet echt verlegen. Sta zelfs regelmatig voor een zaal vol mensen. Maar dit is toch anders.

In ieder geval begin ik eenvoudig. Ik richt mij op voetgangers die mij tegemoetkomen. Altijd nog gemakkelijker dan dat ik mensen passeer. Dan is er geen oogcontact en moet ik ook nog mijn fysiek in de strijd gooien. Nee, spontaan groeten is het beste oog om oog.

Ik ben het spoor bij De Schrans gepasseerd. Zet mijn eerste stappen aan de buitenkant van het stadscentrum. Een zone waar groeten niet vanzelfsprekend is. Als de eerste, een dertiger met volle baard, op mij afkomt begin ik in te schatten of hij straks reageert en, zo ja, op welke manier. Foute boel natuurlijk, want als ik wil groeten is mijn opponent al voorbij.

Op het Zuiderplein bij de ING-pinautomaat een dametje met een boodschappentrolley achter haar aan. Ik zwaai nu op tijd. Er verschijnt een frons achter haar brilletje. Misschien zet ik haar geest aan het werk. Zo van “wie is die man?”. Dichterbij roep ik heel beleefd: “Daaaag”. Zou de frons veranderen in een glimlach?

Om de hoek bij het Beursgebouw twee studentes in veel te dunne jasjes, die waarschijnlijk hun saaie weekend bespreken. “Hi”, roep ik en steek daarbij mijn wijsvinger op. Ze trekken beide een gezicht dat het midden houdt tussen schrik en verbazing. Hoor ik daar een kleine giechel? Is het niet wat gênant om mijn vriendelijkheid aan onbekende jonge meiden te uiten?

Midden op het lege Wilhelminaplein word ik volledig verrast. Terwijl ik mijn groet nog voorbereid, roept een onbekende man met wintermuts een stevige “hallo” naar mij. Of hij komt van het platteland, of hij heeft #groetjemee achter op de bus gezien. In ieder geval geeft hij mij een goed gevoel en een duw over die psychologische groetdrempel.

Morgen ga ik echt los met “De groeten uit Leeuwarden”.

Ritsko van Vliet

Dat groeten is wel een dingetje

Dat groeten is wel een dingetje. Laat ik beginnen met het begroeten van je eigen netwerk. Het gaat er dan om hoe goed je iemand kent. Vrienden, daar stop je voor en heb je op z’n minst een “zo zo, dus dus”-praatje. Dat eindigt vaak met een “gauw weer eens iets afspreken”. Dan heb je de categorie die je groet en waarbij de bekende in het voorbijgaan snel nog “alles ok?” naar je roept. “Jahoor!” antwoord je dan, ook al gaat het misschien niet zo goed. Vervolgens kom je tig mensen tegen die je van gezicht kent, via via, uit een ver verleden, buurtbewoner, noem maar op. Dat is een korte “hoi”, een zwaai, een duim of een beleefde knik.

Nu in de week van “groetjemee” gaat het om het groeten van onbekenden. Dan is het niet een dingetje maar een ding. Tenminste voor stadsmensen zoals ik. Die doen dat niet zo gauw. Maar mijn vriendin Nynke wel, die komt uit Akkrum. Vaak groet ik dan met haar mee. Soms een stap te laat, zodat de passanten hooguit nog wat gemurmel achter hun rug horen. Een detail hierin, buiten het centrum groeten we wel vreemden, daarbinnen nauwelijks. Alsof dat buitengebied intiemer is.

In de provincie neem ik het groeten zomaar over. Misschien omdat je weet dat het daar gebruikelijk is. Vorige week liepen wij door de weilanden van Friens naar Irnsum. Nynke klapperde met haar oren. Ik begroette de tegemoetkomende wandelaar met een “middei”. Ik spreek als Liwwadder weinig Fries, maar met zo’n groet pas je je aan. In Duitsland zeg je toch ook “mittag”, in Indonesië roep je “sore”. Een kwestie van interculturele beleefdheid.

Komende week ga ik in “mien stadsje” wildvreemden begroeten. Dat zal hier en daar wel tot bijzondere ervaringen leiden. Genoeg om in een volgende blog over te schrijven.

Ritsko van Vliet