Met de borst vooruit

Het aantal groeters per dag is mij toch te laag. Sommige mensen gaan echt in de “wat ligt er op de grond”-modus als ze iemand zien aankomen. Op in hun eigen cocon. Behoefte aan een moment voor jezelf. Misschien zit thuis een man te werken en vragen de kinderen van alles over aardrijkskunde en geschiedenis. Dan wil je even rustig een blokje om.

Ik moest er wat op verzinnen om deze week de mensen op straat te triggeren. Zonder oogcontact heeft een groet ook geen zin. Zomaar in het wild te zwaaien werkt soms averechts. De komiek uithangen brengt alleen maar meer valse schaamte. Nee het kan subtieler. Na een nachtje slapen had ik het. Als een grote naambadge hang ik de ansichtkaart met HOI op de borstzak van mijn winterjack. Dat woord met die felle kleuren zie je al op meters afstand.

En dat werkt. Ik ben de deur nog niet uit of iemand stoot haar wandelgenoot al aan met “wel groeten jij”. “Ik ben altijd vriendelijk, hoor”, roept ze mij nog lachend na. Als ik de Raadhuisstraat inloop, krijg ik zelfs handjes vanuit de huiskamer. Het is nu een genot om met de borst vooruit in de stad te lopen. Auto’s toeteren, fietsers zwaaien, voorbijgangers groeten. En allemaal onbekenden. Al die mensen die Ritsko, Vlitos of ouwe goochelaar roepen, reken ik niet mee. Een groepje pubers hangend om een groene Go-scooter, schreeuwen mij terug met een driewerf “Hoi, hoi, hoi”. De altijd wat gesloten Chinese vrouw van de Schrans kijkt, glimlacht voorzichtig en perst er zacht een “dag” uit. “Yes”, roep ik binnensmonds.

Ik kom een bekende tegen die hoofdschuddend een foto van mij neemt. Moet het nu zo? Ja, het moet zo. We moeten Leeuwarden uit de “ikgroetniet”-slaap halen. Ik ben helemaal besmet met het #groetjemee-virus. Na deze test, 100% positief. Het houd je van de straat. Van zeg ik nu, het houd je juist op de straat.

Ritsko van Vliet